Vrijheid van godsdienst
Een van de bijzonderheden van Nederlands Brazilië was de vrijheid van godsdienst die er heerste.
Zoals in dit boek (uit 1652) wordt beschreven, was die vrijheid er zelfs groter dan in Nederland.
Joden mochten beroepen uitoefenen in Nederlands Brazilië, zoals goudsmid, of schoenmaker of kleermaker. In Nederland (en overal elders in Europa) mochten ze dat niet.
Daarom vertrokken honderden joden uit Amsterdam naar de nieuwe Nederlandse kolonie.
Synagoge
Ondanks felle tegenwerking van zowel de protestantse Nederlanders als van de katholieke Portugezen, gaf graaf Maurits van Nassau (die de gouverneur was in Nederlands Brazilië) aan de joden toestemming om in Recife een synagoge te bouwen. Het werd de eerste synagoge in de Amerika's.
Rond 1650 woonden er al veertienhonderd joden in Recife: bijna de helft van de Europese bevolking. De meesten werkten er als ambachtslieden, en anderen waren bankiers, makelaars, suiker-exporteurs en handelaars in slaven (ze verhandelden soms hele scheepsladingen slaven tegelijk, zoals je in Slavenhaler kunt lezen). Sommigen hadden ook suikerplantages, zoals Duarte Saraiva, die dus ook echt heeft bestaan.
Suriname
Toen de Portugezen in 1654 de Nederlanders versloegen en weer de baas werden in Brazilië, zijn de meeste joden weggevlucht; ze waren bang dat ze om hun geloof vervolgd zouden worden. Velen kwamen terecht op Curaçao, en na 1667 ook in Suriname, waar zij suikerplantages begonnen.
Een groep van 23 joden vluchtte naar Nederland. Hun schip werd gekaapt door piraten. Ze werden in Jamaica aan wal gezet. Daar vonden ze een Frans schip dat hen naar de Nederlandse kolonie Nieuw-Amsterdam bracht. Nieuw-Amsterdam werd later New York en deze groep van 23 vormde de kern van wat de grootste joodse gemeenschap in de geschiedenis zou worden.
|