Met boesjes kocht je slaven
Afrikaanse vrouw met een ketting van oude, door de zon gebleekte boesjes (kauri-schelpjes)
Dat je mensen kan kopen met schelpjes — het is bijna niet voor te stellen. Toch is dat eeuwenlang gebeurd. Nederlanders en andere blanke slavenhalers gingen naar Afrika met schepen vol schelpjes. Daar kochten ze slaven voor.
Die slavenhandelaren gebruikten hiervoor maar één soort schelpje: de glanzende Cypraea moneta, het betaalschelpje. Nederlandse slavenhalers noemden ze boesjes.
Zoals je in Slavenhaler kunt lezen varieerde de prijs van een slaaf nogal. Soms werd er 20 pond boesjes voor een gezonde slaaf betaald, maar soms ook wel het dubbele.
Dat zijn 10.000 tot 20.000 van die schelpjes! Later liep de prijs nog verder op. In het jaar 1770 betaalden de slavenhalers al 175.000 boesjes voor een slaaf.
Rinkelen
De naam boesjes wordt niet meer gebruikt. Tegenwoordig noemen we het kauri-schelpjes. Ze behoren tot de familie van de porselein-slakken (Cypraeidae). Ze rinkelen net als echt porselein.
Er zijn verschillende soorten kauri's, die allemaal veel op elkaar lijken. Ze komen alleen voor in tropische wateren en dan vooral in de Stille Oceaan en in de Indische Oceaan (kijk naar dit kaartje). En er is maar één gebied waar ze in grote aantallen worden gevonden: bij de Malediven-eilandengroep, ten zuidwesten van India en Sri Lanka.
En waarom glanzen ze zo mooi? Omdat het Kauri-schelpdiertje zijn lichaam naar buiten stulpt en om de schelp heenvouwt. Zo poetst hij met zijn lijf de buitenkant schoon en verdwijnt de kalkaanslag die schelpen dof maakt. De inwoners van de Malediven zoeken de kauri-schelpen met de diertjes er nog levend in. Het diertje wordt gedood en het glanzende schelpje verkocht.
Zelf vinden
En er is nóg een plaats waar je soms, na heel goed zoeken, zo'n schelpje kunt vinden: bij Westkapelle in Zeeland. Die schelpjes zijn daar terechtgekomen na een schipbreuk.
Op 28 juni 1738 kwam schipper Jan Moens met zijn schip de Reigersbroek terug uit Indië. Onderweg had hij op Ceylon (Sri Lanka) de ruimte die nog leeg was in zijn schip volgeladen met zakken boesjes. Hij nam die mee naar Middelburg om ze daar te verkopen aan de slavenhandelaren van de West-Indische Compagnie.
Storm
Maar toen het schip bijna thuis was — de kust van Zeeland was al in zicht — stak er een vreselijke storm op. De storm smeet het schip op de Westkappelse Zeedijk. Samen met enkele bemanningsleden dreef schipper Moens aan land, maar zijn schip was niet te redden. Het sloeg aan flinters op de dijk.
De zakken met boesjes kwamen in zee terecht en werden door de golven alle kanten op gesmeten. Tot op de dag van vandaag kun je hier op het strand deze slavenschelpjes vinden.
Vroeger spoelden er zoveel aan dat ze er in Zeeland eeuwenlang het keutjes-spel mee speelden. Dat is een ouderwets kaartspelletje waarbij de schelpjes als fiches werden gebruikt, dus net zoals nu pinda's of centen.
Keutje betekent biggetje. Zo noemden ze vroeger ook wel eens porselein, omdat de huid van een biggetje net zo mooi en zacht glanst.
Op de foto zie je zo'n keutjesspel, met kaarten en dobbelstenen, uit ongeveer 1785. In het zakje zitten ook keutjes
Slavenhaler
Een jaar of acht geleden vond Rob Ruggenberg zo'n schelpje op het strand bij Westkapelle. Het was een klein schelpje, niet meer dan een centimeter groot.
Rob kende het schelpje niet, maar hij was er zeker van dat het niet op een Noordzeestrand thuishoorde. Toen hij had uitgezocht wat het was, dacht hij: “Misschien moet ik daar eens een boek over schrijven.”
Dat boek is er nu: Slavenhaler !
Meer weten?
Wil je meer weten? Bestudeer zelf de bronnen (boeken en artikelen), die schrijver Rob Ruggenberg over dit onderwerp heeft gelezen.
|