Brief van een slavenkoopman

Klik hier om terug te keren naar het feiten overzicht

StarEen donkere lucht hangt boven kasteel Elmina. Willem Bosman was hier slavenkoopman

De werkelijkheid van de slavenhandel vind je hieronder, in een echte brief van een Nederlandse slavenkoper.

Willem Bosman, WIC-opperkoopmanWillem Bosman uit Utrecht kwam op 16-jarige leeftijd als soldaat terecht in kasteel Elmina, aan de Afrikaanse kust. Hiernaast zie je een portret van hem uit 1703 (hij was toen 40 jaar oud) pijltje

Bosman was in dienst van de West-Indische Compagnie (WIC). Hij klom op tot opperkoopman. Hij werd de baas van alle slavenkopers in het kasteel.

De opperkoopman schreef brieven aan een vriend in Nederland. Die brieven kwamen in een boek terecht: Nauwkeurige Beschrijving van de Guinese Goud- Tand- en Slavenkust.

In Slavenhaler lees je hoe de schipper van de Roode Cameel slaven koopt. Lees nu hoe slavenkoopman Willem Bosman dat deed.


De brief begint

"Als de slaven in het dorp aankomen, worden ze onmiddellijk in een tronk of gevangenhuis gezet. Daar blijven ze totdat wij komen. Dan drijft men ze bijeen op het grote dorpsplein, mannen zowel als vrouwen poedelnaakt.

Onze chirurgijn begint zijn werk. Zeer zorgvuldig bekijkt en betast hij elk lichaamsdeel en hij is zo verstandig om werkelijk niets over het hoofd te zien. De slaven worden vervolgens gescheiden; de goedgekeurden worden in een lange rij aan de ene kant van het plein gezet, de mannen en vrouwen met gebreken — wij noemen ze de 'makrons' — worden aan de andere zijde opgesteld.

Wij zijn erg kieskeurig. Zo accepteren we onder geen voorwaarde vrouwen of mannen boven vijfendertig jaar. Ook wie verminkt is aan armen, benen, handen of voeten, of wie bijvoorbeeld een tand kwijt is, grijs haar of een vlies over de ogen heeft, komt niet in aanmerking. Dat geldt natuurlijk ook voor al die slaven die besmet zijn met de ziekte van Venus.

Gebrandmerkt

Boek met brieven van Willem Bosman, WIC-opperkoopmanGoede, degelijke slaven worden geteld en keurig beschreven. Ook de naam van de verkoper wordt genoteerd. Intussen ligt het brandijzer met de naam of het wapen van de compagnie in het vuur te gloeien. Alle goedgekeurde slaven worden daarmee op de borst gebrandmerkt.

Het blijkt de enig juiste manier om onze slaven te onderscheiden van die van de Engelsen en Fransen. Daar komt nog bij dat wij slechte ervaringen hebben opgedaan met de zwarten. Zo proberen ze, zo gauw ze daar kans toe zien, de goede slaven er uit te pikken en er invaliden voor in de plaats te zetten.

Misschien komt dit brandmerken U wreed of barbaars voor, maar het is strikt noodzakelijk en wij zorgen er voor dat ze niet te erg verbranden. Vooral de vrouwen ontzien we zoveel mogelijk, omdat ze zoveel teerder zijn. Omdat de prijs eigenlijk al tevoren vaststaat kosten koop en verkoop meestal weinig tijd. Vrouwen brengen in de regel een kwart tot eenvijfde méér op dan mannen.

Als wij het met de handelaren eens zijn geworden, worden de slaven weer in het gevangenhuis gestopt, waar ze net zo lang door ons worden onderhouden als nodig is voor de inscheping. Voor twee stuivers de man zitten ze daar dan op water en brood, net als bij ons de misdadigers.

Nog goedkoper

Bij de eerste de beste gelegenheid brengen wij ze over aan boord van de compagnie-schepen, omdat de verzorging daar nóg goedkoper is. Ze komen moedernaakt aan boord, want de handelaren hebben hen werkelijk alles afgenomen. En naakt blijven ze, de hele overtocht, of het nu mannen of vrouwen zijn. Gaat het anders, en dat is bij ons meestal het geval, dan komt dat enkel en alleen omdat ze een barmhartige schipper hebben getroffen die hun wat geeft om hun schaamte te bedekken.

Wie het leven van deze slaven aan boord van onze schepen zou kunnen meemaken, zou verbaasd opkijken. Ofschoon er soms wel zes- tot zevenhonderd aan boord zijn, verloopt alles — onder leiding van onze schippers — zó ordelijk dat het nauwelijks te geloven is.

Het moet gezegd worden dat onze landgenoten hierin alle andere Europeanen overtreffen. Bij ons is altijd alles even schoon en zindelijk in tegenstelling tot de Franse, Portugese en Engelse slavenschepen waar de hele boel morsig, vuil en stinkend is.

Daarbij komt dan nog dat de slaven op onze schepen driemaal per dag redelijk goed te eten krijgen, beter in elk geval dan ze ooit in hun eigen land te eten hebben gekregen.

Om moeilijkheden te voorkomen zijn de slaapplaatsen in tweeën verdeeld, mannen en vrouwen slapen gescheiden. Ze liggen werkelijk zo dicht op elkaar als de varkens aan boord van de veerman uit Hasselt.

Grote moeilijkheden

Zo'n overtocht verloopt niet altijd even vlekkeloos. Nu en dan hebben we bijvoorbeeld grote moeilijkheden met de slaven die uit de binnenlanden afkomstig zijn.

Deze onnozele duivels maken elkaar wijs dat wij ze enkel en alleen gekocht hebben om ze elders vet te mesten en vervolgens met smaak op te eten. Ze jutten elkaar tot het uiterste op en als het ongeluk wil, dat er veel van dat soort lui aan boord zijn, spannen ze samen om de Europese bemanning te doden, het schip op het strand te zetten en de benen te nemen. Op die manier proberen ze niet op ons menu te komen.

Dat soort streken heeft ons nu al tot tweemaal toe verrast. De eerste keer ging het wel op een erg ongelukkige manier in zijn werk. De mannen van de compagnie hadden niets in de gaten en konden de zaak maar op het nippertje redden doordat de schipper zijn tegenwoordigheid van geest bewaarde en de aanvoerder van die zwarte bende door zijn kop schoot. Toen was het meteen gedaan met de opstand en werd alles weer snel rustig.

Stommiteit

De tweede maal ging het er op een ander schip nog harder aan toe en dat kwam voornamelijk door de stommiteit van de schipper. Deze had een anker opgevist, dat kort tevoren door een Engels schip was verloren en hij had dat — voor het gemak — maar in het slaaphok van de mannelijke slaven laten leggen. Zonder dat iemand ook maar iets merkte, bemachtigden de slaven een hamer waarmee ze in de kortste keren hun boeien op dat anker stuksloegen.

Daarop renden ze naar dek, waar de bemanning het onder het doldrieste geweld zwaar te verduren kreeg. Er vielen zelfs zwaargewonden en er valt niet aan te twijfelen, dat de slaven het schip overmeesterd hadden, als het geluk niet met ons was geweest. Want wat gebeurde? Toen wij — als teken van nood — een kanonschot losten, merkten een Engels en een Frans schip die in de buurt waren, dat er onraad was.

Ze stuurden onmiddellijk enkele sloepen met bootsvolk om ons te helpen. Met die assistentie lukte het ons de slavenbende naar beneden te drijven, maar bij deze operatie werden er toch twintig dure slaven om hals gebracht.

Wij mogen echter nog niet klagen. De Portugezen hadden minder geluk, want in vier jaar tijd verloren zij op deze manier drie van hun beste schepen."


Hier eindigt deze brief van Willem Bosman. Hoewel hij in andere brieven lelijk doet over zwarte mensen en over mulatten — hij vindt ze lui en onbetrouwbaar — zijn er aanwijzingen dat hij tijdens zijn lange verblijf in Afrika een zwarte vrouw had genomen en kinderen bij haar had. Vandaag de dag wonen er nog altijd zwarte en bruine mensen in de buurt van Elmina die Bosman of Bossman heten...

Gele scheidingslijn

Meer weten?

Gele stip Wil je meer weten? Bestudeer zelf de bronnen (boeken en artikelen), die schrijver Rob Ruggenberg over dit onderwerp heeft gelezen.

MEER FEITEN :  Tyn en Obaa  |  Boesjes  |  Kasteel Elmina  |  Een 17de-eeuwse taalgids  |  Zwarten verkochten elkaar  |  De Driehoekshandel  |  Middenpassage  |  Nog altijd slavernij  |  Nederlands Brazilië  |  Menseneters  |  Palmares  |  Arme kinderen  |  Muziek en dans  |  Ziek na een muggenbeet  |  Mauritshuis  |  De bijbel  |  Het Slavenschip (gedicht)  |  Brief van een slavenkoopman

Gele scheidingslijn

Terug naar het feiten overzicht.